Vliegen
Eind september besloot ik weer voor een paar weken naar Normandië te vertrekken. Nederland benauwde me. Allerlei zaken passeerden de revue. Zinloze discussies over wel of niet Zwarte Piet.
Afluisterschandalen, een regering die compromissen met oppositie moet sluiten om, eindelijk, na één jaar te gaan trachten te regeren.
Ik wilde wel weer eens positief naar het leven kijken, zonder ruis op de lijn.
Daarom, snel mijn lief en de roedel ingeladen en vertrekken naar Frankrijk waar de mensen nog “puur” zijn. Natuurlijk, ze zijn nationalistisch, chauvinistisch en conservatief. Maar ze zijn eerlijk! In mijn dorp wonen 3.200 mensen. Simpele hardwerkende boeren, visserlieden met verweerde koppen en eeltige handen. Opleiding hebben ze nauwelijks genoten, maar mensenkennis en intelligentie kan hen niet worden ontzegd. Belangrijker nog, ze zijn oprecht en de “Bisous” die we krijgen van de buren als we uitstappen zijn gemeend.
Ik ben gek van flan, een typisch streekgerecht. Patisserie met pudding. Eerst gebakken en dan opzettelijk laten verbranden. Wat een lekkernij.
Toen mijn vrouw aan de plaatselijke bakker om het recept vroeg pakte dat anders uit. De volgende dag om 4 uur in de ochtend stond ze in de bakkerij. Na het stokbrood en de brioche was het de beurt aan de flan en de eclairs.
Toen ze om negen uur thuis kwam, rook ze heerlijk naar vers brood en zoet gebak. Wat was het leven een geweldig.
Het was feest op het strand van Carolles. “Weekend du Vent”, genieten van de wind. Zeilbootjes op wielen scheurden over het strand. In de aanrollende golven waren windsurfers en jongens en meisjes op felgekleurde planken actief. Anderen lieten zich aan bolstaande gekleurde lappen hoog optrekken en dreven met de wind mee. Kleine kotertjes lieten alleen, of met behulp van hun vaders, vreemd gevormde vliegers op. De ouwetjes aanschouwden het geheel met een geamuseerde blik. Er werd gelachen, gegild, geschreeuwd. Een kakafonie van geluid, kleur en vrolijkheid.
Op dat moment bedacht ik dat heerlijk zou zijn om zelf te kunnen vliegen. Hoog in de lucht als een vrije vogel. Geen zorgen. Alleen de suizende wind om mijn oren. Weg van alle aardse beslommeringen. Vanaf een hoogte van 100 meter hooghartig en meewarig neerkijken op het gewone volk. Maling hebben aan de wereld. Mon Dieu, een koninkrijk voor vleugels.
Twee dagen later zat ik een heerlijk najaarszonnetje te genieten van een goede kop cider. Het zonnetje voelde nog heerlijk warm aan, de korte broek was geoorloofd. Ik observeerde de omgeving. De bomen waren langzaam aan het verkleuren, de eerste afvallige bladeren hadden hun einddoel bereikt.
Vogeltjes speelden in de tuin. Huppelden op en neer in een reeks van schijnbaar nutteloze, maar elegante beweginkjes. Een dikke houtduif landde plomp is het malse gras.
Saartje, de jongste van mijn twee bulldoggen sloop naar de duif. Van de tegenovergestelde kant naderde Lotje, een van mijn cockers, haar buik plat op de grond.
Plotseling viel Saartje uit. De duif vloog op… in de verkeerde richting. Lotje sprong op en op zeker 70 centimeter hoogte werd de duif met één vloeiende beweging uit de lucht geplukt.
Voorzichtig wreef ik over mijn kale bol, me realiserend dat vrijheid en vliegen ook maar betrekkelijk zijn.