27 juni – Victor Hugo op de Mont Saint-Michel
Victor Marie Hugo werkte zich op tot schrijver, essayist, dichter en Frans staatsman. Hij mag worden beschouwd als een van de meest belangrijke en invloedrijkste romantische Franse auteurs van de 19de eeuw.
Een van zijn beroemdste werken, bekend tot op de dag van vandaag, is Les Miserables die als musical al dertig jaar, zonder een dag onderbreking op West End in Londen wordt uitgevoerd.
Op zijn 34ste ondernam Hugo een reis naar de Mont Saint-Michel waarbij hij vergezeld werd door zijn maîtresse Juliette Drouet, met wie hij al drie jaar een verhouding had. Dat weerhield hem er overigens niet van een uitgebreide briefwisseling te onderhouden met een andere vriendin Adèle. Om ergernis en roddels te voorkomen in het hotel waar ze verbleven stelde Hugo zich voor als de broer van Juliette.
Juliette Drouet
Hugo was enthousiast vanuit Parijs vetrokken en was reuze benieuwd naar wat hij aan zou treffen voor de kust van Normandië. Maar, na zijn aankomst op 27 juni 1836, koelde zijn enthousiasme snel af toen hij de abdij zag die inmiddels was omgevormd tot een lugubere gevangenis. “Het is drama vol kerkers, torens en rotsen” schreef hij aan een andere vriendin; Louise Bertin.
De ontbinding van de religieuze gemeenschappen tijdens de Franse Revolutie was ook aan de abdij van de Mont Saint-Michel niet voorbij gegaan. De Mont was in gebruik genomen als gevangenis.
Frankrijk werd geregeerd door Lodewijk XIV. De Mont stond onder zijn gezag, net als honderden andere kloosters.
Bewaard gebleven kerker
In tegenstelling tot andere gevangenissen had de Mont een aparte status. Het waren vooral politieke tegenstanders van de revolutie die hier werden ondergebracht. Omdat de rots volledig omgeven was door water, was het ondoenlijk om uit de donkere kerkers te ontsnappen. Niet voor niets werd de Mont Saint-Michel vergeleken met de Bastille. Wie er in zat kwam er niet meer uit.
Vanaf zijn bezoek aan de berg heeft Victor Hugo zich verzet tegen de bestemming van de abdij. Het duurde uiteindelijk tot 1863 voor alles werd terug gegeven aan de monniken.
