ma-deuxieme-vie

Alles over wonen en leven in Frankrijk
Alle informatie overzichtelijk & compleet

Jeanne d'Arc

Jeanne d'Arc

 

 

Een van de woeligste perioden van Frankrijk vond plaats tussen 1337 en 1453. Deze periode wordt de honderdjarige oorlog genoemd. Eigenlijk is de term honderdjarige oorlog niet juist. Het ging om een reeks van oorlogen tussen het Huis Valois en het Huis Plantagenets, ook wel bekend als het Huis Anjou.

 

De strijd ging om het bezit van de Franse kroon die vacant was gekomen door het uitsterven van het Huis Capet die lange tijd de lijn van Franse koningen had doorgezet.

Het huis Valois wilde zich de titel Koning van Frankrijk toe-eigenen, terwijl de Plantagenets aanspraak maakten op zowel de tronen van Frankrijk als van Engeland. De koningen van Plantagenet waren de heersers over het koninkrijk Engeland tijdens de twaalfde eeuw en hadden hun wortels in de Franse gebieden Anjou en Normandië.

 

Deze periode kan eigenlijk verdeeld worden in een reeks van conflicten. De oorlog van Eduard (1337-1360), de oorlog van Karel (1369-1389), de oorlog van Lancaster (1415-1429) en het trage verval van het Huis van de Plantagenets na de verschijning van Jeanne d’Arc (1412-1431).

De oorlog eindigde uiteindelijk door het verdrijven van de Plantagenets uit Frankrijk. De overwinning van de Valois was een feit.

 

Van een echte victorie kon nauwelijks gesproken worden. Het land had sterk geleden onder de oorlog en de bevolking was bijna gehalveerd.

 

Op 6 januari 1412 wordt in het dorpje Domremy (momenteel Domrémy-la-Pucelle) als dochter van de familie Darc, ene Jeanne geboren. Haar ouders waren “laboureurs” redelijk welgestelde boeren.

Over de naam kan men twisten. In documenten uit die periode wordt de naam geschreven als Darc, Tarc, Dare en Day. De naam Jeanne d’Arc verschijnt voor het eerst in een gedicht in 1576.

 

Jeanne werd volgens goede boeren traditie opgevoed. Ze werkte op het veld en ze was verantwoordelijk voor het wel en wee van de geiten van de boerderij. Maar men durfde haar eigenlijk niet goed alleen te laten. Regelmatig kreeg de kleine Jeanne aanvallen van epilepsie.

 

Vanaf haar dertiende jaar gaf ze te kennen stemmen te horen. Die stemmen waren van de heilige Catharina en Margaretha, maar ook van de aartsengel Michael en zelfs van God persoonlijk. Zijn stem kwam van rechts en werd meestal voorafgegaan door een helder licht dat van dezelfde kant kwam. Nadat de stem van God verdwenen was, verschenen de heiligen.

Deze stemmen vertelden haar dat ze moest gaan strijden voor de vrijheid van Frankrijk.

 

In deze periode was Frankrijk zwak en weerloos. Karel VI (de waanzinnige) was overleden en zijn zoon Karel VII, de Dauphin, was een zwakkeling. Zelfs zijn troonsbestijging en kroning wist hij niet te organiseren. Hij was te apathisch om strijd te leveren voor de kroon. Hij betwijfelde zelfs of hij recht had op de troon omdat het vaderschap van Karel VI nogal omstreden was. Hij liet zich voornamelijk adviseren door zijn geldschieters waardoor Frankrijk meer en meer naar de rand van de afgrond gleed. Frankrijk werd overlopen door de Engelsen. Het ontbrak aan macht en gezag.

 

Op haar zestiende, in 1428, terwijl Orléans juist was bezet, trok Jeanne te paard naar het naburige Vacouleurs. Daar ontmoette ze commandant Robert de Baudricourt, die de nog steeds ongekroonde koning vertegenwoordigde in deze stad. Ze trachtte hem over te halen haar naar de koning te brengen om hem te vertellen van haar verschijningen en haar opdracht. De Baudricourt verklaart haar aanvankelijk voor gek en brengt haar persoonlijk terug naar haar ouders.

Een half jaar later staat Jeanne weer voor de Baudricourt. Deze begint nu te twijfelen. Er wordt een duivelsuitdrijving op haar toegepast, maar daarbij bleek dat ze niet bezeten was.

 

Uiteindelijk staat de Baudricourt toe haar naar de koning te begeleiden. Op 20 februari 1429 trekt ze te paard, verkleed als man om zich te beschermen tegen onkuise behandelingen en slechts begeleid door enkele ruiters, zuidwaarts om Orléans heen naar Chinon, naar de verblijfplaats van de kroonprins die ze aantrof te midden van vrienden. Hoewel ze Karel niet persoonlijk kende en hij zonder waardigheidstekens opduikt, herkent ze hem direct.

 

Ze probeert hem te overtuigen van haar intenties en haar goddelijke missie, maar Karel twijfelt zwaar. Hij laat haar onderzoeken door kerkelijke gezagsdragers die haar aanvankelijk van ketterij verdachten. Ze werd zelfs op haar maagdelijkheid onderzocht.

Ze ondervond veel tegenwerking. Uiteindelijk stemde Karel toe in haar voorstel op te trekken naar Orléans om daar het beleg van de Engelsen te breken.

Ze vertrok met een kleine legermacht en rukte op naar Orléans. Op 8 mei werd de stad ontzet. Onder aanvoering van dit kleine meisje haalde haar leger nieuwe overwinningen. Ze kreeg van de Engelsen de bijnaam “de heks van Armagnac”. Ze zaaide grote paniek onder haar tegenstanders en veel soldaten deserteerden. Voor de Fransen was ze vanaf dat moment de Maagd van Orléans.

 

Op 30 juni trok Jeanne met haar leger op naar Reims en stuitte onderweg bij Patay op het Engelse leger dat hier in een hinderlaag lag. Doordat de Engelsen een hert uit hun linies probeerden te verjagen werd Jeanne op tijd gewaarschuwd. Ze kon de vijand met groot gemak verslaan. Het werd gezien als een teken van God.

Er werd nauwelijks slag geleverd en de poorten van de stad werden daarop wijd geopend voor de kroonprins. Op 17 juli werd Karel VII eindelijk tot koning gekroond in de kathedraal van Reims.

Tijdens de kroning stond Jeanne achter de vorst en hield haar vaandel boven zijn hoofd.

 

Vanaf dat moment ging alles snel. In 1430 deed Jeanne Lagny-sur-Marne aan. Hier verrichtte ze haar enige wonder. Ze wekte een al drie dagen eerder overleden baby voor even tot leven, zodat het kind tenminste gedoopt kon worden. Het wonder werd pas in 1920 als zodanig erkend.

 

Jeanne wilde met “de punt van de lans” de Engelsen uit Frankrijk verjagen. Maar al snel bleek weer de zwakte en het gebrek aan doortastendheid van Karel VII. Ze kreeg niet de medewerking waarop ze had gehoopt. Haar plannen werden uitgesteld of slecht uitgevoerd. Bij een aanval op Parijs raakte zij ernstig gewond aan haar dij. Het leger trok zich, zeer tegen haar zin, terug achter de Loire.

 

In maart 1430 vertrok Jeanne met een aantal vrijwilligers weer naar het front. Op 23 mei, bij een poging om Compiègne te ontzetten, werd ze gevangen genomen door Jan van Luxemburg, hertog van het Engels gezinde Bourgondië en opgesloten in zijn gevangenis. Door uit een torenraam te springen tijdens een ontsnappingspoging raakte zij bewusteloos en werd opgenomen in een hospitaal.

De Bourgondiërs verkochten haar aan de koning van Engeland. Ze werd overgebracht naar Rouen en met Kerstmis 1430 opgesloten in een kasteeltoren en zwaar bewaakt.

 

Het proces tegen Jeanne d’Arc begon op 21 februari 1431. In feite was het geen proces, maar een politiek geding. Bovendien startte het proces in een periode waarin de in deze tijd, door de kerk gestimuleerde, toenemende heksenvervolging een voorbeeld wilde stellen.

De voorzitter van de opvallend sterk bezette rechtbank was Pierre Cauchon de Sommièvre, de bisschop van Beauvois. Hij kwam er openlijk voor uit dat hij er behagen in schepte zoveel mogelijk ketters te zien verbranden. Toch was hij in dit geval te laf om alleen de verantwoordelijkheid te dragen en hij betrok de inquisiteur van Frankrijk bij het proces.

 

Formeel ging het om de vraag of de daden van Jeanne d’Arc ingegeven waren door God of door de duivel. Duivelskunsten bleken echter op geen enkele manier bewezen te kunnen worden. De kwestie werd daarom vereenvoudigd tot de vraag over de rechtschapenheid van de beklaagde.

 

De kern van de zaak was echter de rechtsgeldigheid van de aanspraken die zowel de Engelsen als de Fransen maakten op de troon van Frankrijk.

Aanvankelijk had het er op geleken dat de Engelsen met hun grote overwinningen hun aanspraken door God bevestigd zagen. Maar toen kwamen de overwinningen van Jeanne en daarop volgend de kroning van Karel VII te Reims. Velen zagen daarin de hand van God.

Als men Jeanne nu tot heks kon verklaren, dan zou de koningskroning duivelswerk zijn geweest en geen Goddelijke wijding.

 

Op allerlei manieren werd door de rechtbank geprobeerd de ketterij van Jeanne aan te tonen. Haar werd hoogmoed en weerspannigheid verweten. Ze was uit haar ouderlijk huis weg gelopen. Haar sprong uit het torenraam van de gevangenis van de Bourgondiërs werd als een zelfmoordpoging uitgelegd. De stemmen die zij steeds hoorde en haar tot haar daden hadden aangezet waren stemmen van den boze en werden haar zwaar aangerekend.

 

Jeanne raakte murw gebeukt. Ze werd bedreigd met onmiddellijk in het vuur gesmeten te worden. Ze nam weer vrouwenkleren aan en ondertekende op het kerkhof van Saint-Quen een herroeping van de stemmen die ze had gehoord.

Tenslotte werd ze als een berouwvolle ketterin tot levenslange gevangenschap op water en brood veroordeeld.

 

De Engelsen waren daar zeker niet tevreden mee. Zij wilden Jeanne d’Arc een smadelijke dood zien sterven. Nadat men er haar met een list toe had gebracht opnieuw mannenkleren aan te trekken werd het proces opnieuw geopend. De rechters constateerden dat Jeanne opnieuw in overtreding was en verklaarden haar tot ketter, een misdrijf dat tot de brandstapel leidde.

 

Op 30 mei 1431 werd Jeanne d’Arc ter dood veroordeeld. Op 19 jarige leeftijd liet zij het leven op de brandstapel op de oude markt in Rouen.

Nadat men dacht dat ze overleden was, werd het vuur gedoofd en haar deels verkoolde lichaam werd getoond aan de omstanders om te laten zien dat ze inderdaad een vrouw was. Daarna werd het vuur opnieuw aangestookt. Grote aantallen mensen beweerden later dat haar hart niet brandde.

Haar as werd in de Seine verstrooid om eventuele mythevorming te voorkomen.

 

De processtukken zijn bewaard gebleven. Hieruit komt een beeld naar voren van een eenvoudig boerenmeisje dat antwoord moest geven op ingewikkelde, theologische vragen, zonder enige rechtsbijstand. Haar militaire optreden en strategie waren vooral nuchter. Maar moed was haar daar bepaald niet bij te ontzeggen. De benaming “la fille au grand coeur” doet haar dan ook alle recht.

 

De moeder van Jeanne kreeg in 1450 herziening van het proces en in 1456 werd de veroordeling wegens ketterij door Paus Calixtus III nietig verklaard.

 

Karel VII, die zijn kroon aan haar dankte, heeft geen enkele moeite gedaan haar te redden.

 

In april 1909 werd Jeanne d’Arc door paus Pius X zalig verklaard. Op 16 mei 1920 verklaarde Benedictus XV haar  heilig.

 

Sinds Napoleon is Jeanne d’Arc een politiek symbool. Zij werd gebruikt door verschillende groeperingen. Zo benadrukte links haar eenvoudige afkomst. De vroegere conservatieven wezen op haar steun aan de monarchie en de latere conservatieven roemden haar nationalisme.

 

In de hedendaagse politiek claimt de rechts-nationalistische partij Front National Jeanne d’Arc als beschermster van het land tegen vreemde invloeden. Het partijembleem, een driekleurige vlam verwijst naar haar martelarendood.